M <3^ 53 Nochtans, het is mijn plicht, en 'k ben en blijf soldaat, Wien 't jeugdig krijgsmanshart met snelle slagen slaat. Wie had het ooit gedacht, o dierbre Siemensbuizen Dat eens een officier uw afkomst na zou pluizen! Gelijk een banjirstroom met donderend geweld Van af der bergen kruin naar 't angstig landschap snelt, En in ontembre vaart, al wat zijn loop verhindert, Meêdoogenloos verwoest, vermorselt en versplintert, liet aardrijk siddren doetde hechtste rotsen scheurt En bergen van graniet als stof daarhenen sleurt; Gelijk een lavavloed uit Etna's diepste kolken, Het schoon en vruchtbaar land gedurig komt ontvolken En door haar feilen gloed, die al wat leeft vermoordt, Een beeld der wereld toont, waar 't licht der helle gloort; Gelijk geen menschenmacht dien wilden stroom kan stuiten Vloeit uit den smeltkroes ook het lood en tin naar buiten Dat als een vloeiend vuur, door niets meer ingetoomd Met onbesuisde vaart naar de ijzren gietkast stroomt. Maar evenals de zon haar glans en pracht zal derven, En ook de vriendschap vaak haar schoonste vlam ziet sterven, Het vuur der liefde zelfs den tand des tijds gevoelt, Zoo is het lood en tin ook dra weer afgekoeld. Men heeft van elk metaal gelijk gewicht genomen Hoewel een klein verschil er niet op aan zal komen. En zoo men dan de kast van 't bronzen voetstuk wricht Aanschouwt de Siemensbuis het eerste levenslicht. DERDE ZANG ^öluicht, Neeriands heldenschaar! valt op uw knieën neer! Zingt, koor van dichters! zingt, der Siemensbuis tot eer! Laat door geen zorg of ramp uw schoonste vreugd vergallen Laat over veld en stad ons heilig volkslied schallen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 193