54 Wie thans zijn krijgsmanshart niet diep bewogen voelt, Dien is het sedert lang tot ijs reeds afgekoeld. 0broederswilt haar dan uw hoogste hulde brengen Weest dankbaar, dat gij thans een traan van vreugd kunt plengen, En jubelt, één van zin, met kaalgeschoren hoofd: »De Siemensbuis is daar, haar glorie zij geloofd!" Voert thans mijn geest terug, geliefde dichtersnaren! Naar lang vervlogen tijd, voor honderdduizend jaren Naar 't Afrikaansche strandaan de oevers van den Nijl Vergun mijdat ik daar een enklen stond verwijl. Mijn oog aanschouwt een pracht als slechts natuur kan schenken, Waarvan geen sterv'ling ooit zich 't flauwste beeld kan denken. En schoon mijn harpe steeds naar hooger sfeeren streeft, Geen dichter, die dit beeld naar waarheid wedergeeft. Ik dool daar eenzaam rond en hoor de vogels zingen, Ik zie het voorgeslacht van al wat leeft, m'omringen. Geheel mijn hart is vol, ik zink verrukt terneêr. Natuurowas uw tooi zoo schoon nog als weleer Maar toch, welk rein genot dit schouwspel mij moog geven, Mijn oog ontwaart geen spoor, geen zweem van menschlijk leven. Hoe schoon ook de aanblik zij die mij de schepping biedt De mensch, haar gloriewerk, de mensch bestaat nog niet. De waatren zijn bewoond door monsterkrokodillen, Die door hun woest gebrul gestaag de lucht doen trillen. Atlantosaurendie met opgesperden muil, Den omtrek siddren doen door donderend gehuil. Hier kruipen padden rond, daar reuzenhagedissen, Wier vurig, scherpziend oog hen nooit hun prooi doet missen. En tochhoe eindloos ver die monsters van ons staan Sinds hoeveel eeuwen ook hun lijken zijn vergaan, Zij zijn het voorgeslacht, waaruit wij zijn gesproten, Wij zijn in waarheid niets, dan amphibiën-Ioten. Zoo heeft zich steeds onze aard veredeld en verrijkt, En is de tijd reeds daar, waarin de menschheid prijkt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 194