56
Heeft steeds hun kroost bezield en mannen voortgebracht,
Die trouwe zonen zijn van 't roemrijk voorgeslacht.
Zoolang zij niet van 't spoor, van 't pad der vaadren wijken
Blijft gij, o Nederland! in eer en glorie prijken.
Dan zal een korte tijd van kommer, zorg en druk
Een blijde voorboó zijn van voorspoed en geluk.
Geliefde Siemensbuis! ook gij moet weinig uren,
Nadat uw adem gaat, een zwaren druk verduren.
Ontzettend is de pijn, de drukking, die u wacht.
Maar tochgij slaakt geen kreetgeen enkle jammerklacht.
Geen wereldsch zingenot kan dan mijn tranen drogen
Mijn droevig harte bloedt, het smelt van mededoogen.
Geen kerk, geen vaderland, torst ooit dat ijzren kruis,
Hetwelk uw schouders drukt, o, dierbre Siemensbuis!
Schenk, Hemel! schenk mij kracht, die gruwlen te beschrijven!
Het denkbeeld reeds alleen, doet heel mijn hart verstijven.
Eerst wordt het saskanaal, dat in haar hart zich uit,
Voorzichtig volgestampt met fijngeslagen kruit. (1)
En op die helsche stof, die in haar ingewanden,
Na 't afgaan van het schot als felle sas zal branden
Komt dan een looden ring, zoo lenig, taai en zacht,
Dat slechts de Siemensbuis hem overtreft in pracht.
Hij heeft het grootsche doel, de saskolom naar buiten
Voor lucht en waterdamp zorgvuldig af te sluiten.
Dit kostbaar samenstel wordt nu met ruw geweld
Tot één geheel geperst en op een plaat gesteld,
Waarin het negatief der schaalverdeelingsstrepen
En cijfers bovendien, met zorg is uitgeslepen.
(1) Meelpulver.