t
J
NELLY."
Een tooneel uit het volksleven.
't Is een koude November-avond. De morsige straten
van het anders zoo drukke en levendige R. zijn stil
en verlaten. Wie zou er met zulk een weer ook
buiten komen?
De westenwind giert over de daken en de motregen,
die dezen vergezelt, geeft aan de huizen en straten
een somber, droefgeestig voorkomen. Het matte licht
der straatlantaarnswier flikkerende vlam worstelt
met den stormwind, schemert met een rossen gloed
door de mistige atmosfeer.
't Is reeds ver in den avond. De laatste der elf
slagen van de torenklok galmt somber door 't lucht
ruim en wordt overstemd door 't loeien van den wind.
Niemand vertoont zich meer op straat; ja toch, daar
klinken voetstappen.
Langzaammet onzekeren tredkomt een donkere
gestalte naderbij, 't Is een kind, een meisje, 't Is
een dochter dier armoedige volksklasse, waarvan het
in onze groote steden wemelt. Eenige flarden van
kleeren, nat, doorweekt van den regen, hangen haar
slap om 'tlijf; een paar gelapte schoenen zijn de
eenige beschutting voor de door vocht, en koude ver
kleumde voeten.
f M l_ ft. I