t L J 62 eens was! Hij, niet zoo hardvochtig als haar moeder, zou zeker wel eenig medelijden gevoelen wanneer hij hoorde hoe 't thuis gesteld was. 't Waren drie personendat kon Nelly duidelijk zienals 't maar niet zoo donker geweest warezou zij hunne gelaatstrekken hebben kunnen onderscheiden. Daar komen zij in 't licht van de lantaarn. Ja't was haar vadermaar in welk een toestand Twee politieagenten hadden hem in hun midden zijne kleederen waren gescheurd en met modder en bloed bevlekt, akelig zwierf zijn sombere blik in de duisternis rond, zonder uitdrukking, dof, als die van een zinnelooze. Nelly sidderde. Wat zou er gebeurd zijn? Die geboeide handen, de bloedvlekken op zijne kleederen deden in haar een vreeselijk vermoeden ontstaan; zou hij een moord begaan hebben Neendat kon een onschuldig gemoed als 't hare niet van heur vader denken; wel kende zij zijn woest en driftig karakter, maar een moord Neenzoo slecht was hij niet. «Vader", kreet het arme kind op hartverscheurenden toon, en vatte zijn geboeide handen.... een onbe stemde blik uit de halfgesloten oogen van den dronkaard was 't eenige antwoord. «Kom meid, wil je soms gelijk met dien schurk in 'tkot," beet de politieagent haar toe, «allo vort, we hebben al last genoeg met hem." Een ruwe hand greep haar bij den arm en sleurde haar op zijde. Toen Nelly van haar schrik bekomen was, zag zij de mannen een huis binnengaande deur werd ge sloten en zij bevond zich weder gansch alleen op straat.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 202