f ■Jt 73 Helaas, liet was het laatste geschenk, dat de schitterende hemelbol, die zoo menig keer zijn lichaam had gekoesterd, hem zou aanbieden. Zie, sprak hij tot mij, toen ik deze wonde ontving, had ik reeds dadelijk het voorgevoel, dat zij doodelijk was en nu ben ik zeker den dag van morgen niet meer te zullen beleven. De zondie thans haar laatste lichtstralen op mij werpt, zal morgen een doode be schijnen. Helaasmijn jongste hoop was nog 't vaderland terug te zien en daarmede mijn lieve, dierbare moeder, die ik zoo gaarne nog eens aan het hart wilde drukken om haar vergiffenis te smeeken voor al het leed, dat ik haar in mijn jeugd heb aangedaan. Mijn heele leven heb ik gestreden en getracht mij te verbeteren om eenmaal de trots van haar ouderdom te wezen en nu,... nu, op het punt van weer bij haar te zijn en haar toe te roepen: «Moeder, lieve moeder, hier hebt gij uwen zoon wederuwen dierbaren zoon die u wel veel smart heeft aangedaanmaar een ander mensch is gewordenmoedervoor u wil ik voortaan zorgen; van nu af kunt gij gerust uw vermoeid hoofd neerleggen, want uw kind zal over u waken," moet ik, helaas, voor immer die hoop laten varen. Nog lang zou hij zoo hartstochtelijk zijn doorgegaan, indien niet een algeheele uitputting zich van hem had meester gemaaktzoodat hij machteloos achterover zonk. Tegelijkertijd kwam de dokter ons opzoeken die, den toestand van den patiënt ziende, ons beval van elkaar afscheid te nemen. «Vaarwel, mijn jeugdige vriend, leef gelukkig. Voor u ligt nog een gansche loopbaan in 't verschiet; gij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 213