80 Nu dachten zij ons toch te krijgen Met baren in den vrijen tijd, Maar ook die vreugd werd hun ontnomen Tot aller ergernis en spijt. Zoo leven wij dus afgescheiden We spreken van die oudjes maar, Wien we onze oprechte hulde schenken Voor de verzorging van den baar. Wij kunnen nu zoo rustig leven, Studeeren met een noeste vlijt; We hoeven ook geen straf te krijgen Wat onzen ouders zeer verblijdt. Zoo dachten wij nu, waarde lezer, Bij onze aankomst op 't gebouw Toen wij daar uit den toestand zagen Hoe goed men ons verzorgen zou. Hoe «goed," wij willen 't niet herhalen, Dit woord, hier zoo geheel verkeerd, Dat wij uit groenheid toch gebruikten We hebben die goddank verleerd! We leven nu reeds enk'le maanden Heel rustig op de K. M. A. Maar «vreugd" moet al die rust vervangen, Een «vreugde" zonder wederga. Hoe vroolijk klinken toch die lied'ren, Zoowel op marsch als op 'tgebouw, Alleen de baar blijft daarbij achter, Hoe gaarne hij ook meedoen zou! Het is ons duid'lijk nu gebleken Hoe men zich buiten het gebouw

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 220