J 102 langen nóg een dans, maar ongelukkig hebben de hai dvochtige muzikanten reeds hunne instrumenten opgeborgen. Wacht! er is nog een salonpianist! Deze wordt er heel gauw voorgespannen en kwijt zich uitstekend van zijn taak. Doch ook hij staakt zeer spoedig zijn werk en laat het over aan een niet- dansenden pianist. Daar slaat de roffel, iedereen wischt zich al puffend het voorhoofd. Als op commando klinkt uit volle borst met innige oprechtheid het oude »Bonsoir, mes amis" krachtig en helder. Drie honderd dertig kelen zingen: Bonsoir, mes amis, bonsoir (bis.) Quand on est si bien ensemble (bis.) Devrait-ondevrait-ondevrait-on Devrait-on jamais se quitter. De oude muren van het grijze Kilacadmon daveren op hunne grondvesten en de vroolijke tonen planten zich voort aan den overkant van de gracht. Menig late voorbijganger, verkleumd van kou en gehuld in een besneeuwden mantel, blijft verwonderd stilstaan om die ongewone klanken op te vangen, die uit het eerwaardige gebouw suizend overkomen. De jonkers verlaten zingend en schertsend langzaam de Amusementzaal; sommige der bevoorrechte wezens, die de wijsjes gauw te pakken hebben, zingen of fluiten vrij aardig de stukjes na, welke dien avond gegeven zijn. Andere minder gelukkigen blijven in een kringetje om zoo'n «muzikaal" persoon staan, om die «mopjes" <r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1888 | | pagina 242