112
de vermaning krijgtte zorgendat liet voortaan in
zijne afdeeling wat stiller is.
«Zeg, Lappiken jij al wat van je repetitie?" vraagt
Kakthum aan zijn overbuurman een poosje nadat de
Luitenant gezeten is.
«Je bedoelt zeker van die repetitie van Landmeten?
Ja, dat is te zeggen, gister-avond heb ik mijn boek
in de eigenoefening meegebracht en het vorige uur
heb ik hetzelfde gedaanmaar of ik nu bepaald veel
van mijn repetitie kenhoor eensvraag daar nu
liever niet naar".
«En van avond, och, ik heb er niet veel kneu in
«Hoe wil je nü ook vossen, dat vraag ik je toch?"
«Van vijf tot zeven mag je waarachtig wel eens van
je vrijen tijd profiteeren en dan, ik moest in alle geval
gaan schermen. Natuurlijk was ik om zeven uur veel
te warm, zoodat ik eerst wat moest uitblazen, toen
heb ik een brief geschreven en heb daarna jou loffelijk
voorbeeld gevolgd door tot aan den roffel een potje te
maffen."
«Maar zeg, zou je het geen lumineus idee vinden,
wanneer wij nu toch eens gingen vossenhet wordt
waarachtig zoo langzamerhand wel eens tijd, hé?
«En dan, morgen is het Woensdag, en jij weet,
dan is het 's avonds «uit zijn", dus je doe maar, ik
ga vossen."
Kakthum vond, dat Lappi nog al logisch redeneerde,
stemde dus volkomen met hem in en beide heeren
waren weldra verdiept in het «Regelen en Opstellen"
van weet ik wat voor instrument.
Zij zullen echter nauwelijks een kwartiertje gevost