CXI
eene open galerij, 10 voeten breed; deze galerij, die
wij allen zonder twijfel reeds herkend hebben, was en
is nog ondersteund door blauwe arduinsteenen pilaren
van de Dorische bouworde, «tusschen welkers kapitee-
len vele Hoofdstukken van Roomsche Keizers, alsmede
van Grieksche en Romeinsche krijgslieden en wijsgeeren
op de wijze van Medaillons, geplaatst zijn."
Recht over de poort, aan het einde van het binnenplein,
zag men eene dubbele trap, van blauwen arduinsteen
zeer kunstig opgebouwd, «throonsgewijze" overdekt,
en ondersteund door pilaren van de Dorische bouworde
langs deze trap kwam men in eene groote en ruime
zaal, die de geheele achterzijde van het kasteel besloeg;
zij was 160 voeten lang en 40 voet breed en was
bijzonder hoog, daar zij niet alleen uit de tegen
woordige Amusementzaalmaar ook uit de daarboven
gelegen zaal 2 bestond. Dit lokaal, hoe ruim ook,
had niets van die sieraden, die men in latere tijden
aan dergelijke zalen aanbracht, het had oude hooge
Gothische vensters en was door een houten gewelf
overdekt, waardoor het veel van eene kerk had.
De vloer was van voortreffelijke grenen planken;
aan beide zijden had men groote ouderwetsche schoor-
steenen aangebracht.
Deze zaal diende bij feesten ten hove voor eet- en
danszaal, en werd ook gebruikt tot het houden van
audientiën. Uit het midden van deze zaal daalde men
af in de oude hofkapel, door Prins Reijnier in 1538
gebouwd; deze stond op de open ruimte tusschen de
twee tegenwoordige uitstekende vleugels. Zij was
koepelsgewijze gebouwd, van binnen en van buiten