5
dien oneindigen gloed van liefde, waaraan ge U steeds
kondt koesteren.
Nooit zou hij iemand hard beoordeelen, daartoe was
zijn inborst te nobel; en mocht ook al eens een zijner
vrienden jegens hem falen, van hem leerden we, dat
niet dadelijk toe te schrijven aan ontaardheid, aan
vervreemding.
Neenveeleer wist hij door goede woordenwijze
wenken en door U te doen gevoelenhoe oneindig
zijne toegenegenheid voor U was, U te dwingen tot
de bekentenisdat het onmogelijk was U van hem los
te maken.
En zeker droeg dit niet weinig bij tot het hooger
waardeeren van die oprechte vriendschap.
Doch niet alleen als vriend werd hij algemeen op
prijs gesteld, ook als collega, als makker droeg hij
de algemeene sympathie met zich. En geen wonder.
Weinigen toch, zeer weinigen op de K. M. A. kunnen
steeds hunne omgeving met hetzelfde vriendelijke gelaat
gadeslaankunnen steeds dezelfde goede gezindheid
aan den dag leggen.
't Is dan ook bijzonder lastig steeds op een goeden
voet te leven met zulk een groot aantal jongelui, die
natuurlijk in vele opzichten zoo hemelsbreed verschillen.
Het is juist deze karaktertrek, dien we dan ook in
»Paulus" niet weinig moeten bewonderen. Met grooten
tact wist hij steeds het midden te houden, zonder
daardoor een oogenblik beschuldigd te kunnen worden
van met alle winden mede te draaien.
Zeker zou zijn persoon dan niet zoo de algemeene
achting hebben verkregen van zijne vrienden en