J EEN DROOM. wevende in Morpheus' armen en door tal van schoone feeën gewiegd in het zoete rijk der droomenwaande ik mij te midden van prachtig natuurschoon. De horizon was in het Oosten met een heerlijk rood gekleurd. De eerste stralen der dagvorstin purperden het nog dommelende landschap. Een balsemgeur van bloemen en groen woei mij tegen. De nevel scheurde zich los van de aarde en trok langzaam en statig op. Met trillende vleugels verhief de leeuwerik zich boven de wolken en in liefelijke tonen zond hij den Schepper van zooveel schoons zijnen dank. Alles lachte, alles dartelde, alles verkondigde de macht, den lof van den Allerhoogste. Alles? Vernam mijn oor daar niet de snerpende tonen van de krijgstrompet Was het gezichtsbedrog of eene machtige werking der fantasie, dat ik daar tal van krijgers zag in volle wapenrusting, die zich met heiligen ernst om de banieren van hun geliefd vaderland schaarden I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 188