(Êctt msioett.
ij rezen in een dnistren nacht
Veel vreemde visioenen
Het scheen mijof het oorlog was
En Pruisens legerscharen,
Met hooggeheven bliks'mend zwaard,
Zich wierpen in deez' landen;
Ik zag den hellen weerlichtschijn
Van duizend bajonetten,
Van koop'ren helm en borstkuras,
En kletterende sabels.
Ik zag hen komen langs het veld
En langs de heuvelrijen,
Als vrees'bre boden van den dood,
Als roofbeluste raven.
Toen sloeg mij 'tsidd'rend harte bang:
»0 God! die vrije gronden,
Eeuw uit, eeuw in Europa's schrik,
Een prooi van dwingelanden
Maar zie die stofwolk van terzij
Aanschouw die zwarte strepen,
Die golvend slingren door het veld,
Nu zichtbaar, dan verdwenen.