UIT DEN SLAG.
>e spion werd voorgebracht.
Achteloos leunde de president van den krijgs
raad achterover in zijn stoel en blies in dikke
wolken den rook zijner sigaar voor zich uit. Zoo
dikwerf vertoonde zich immers een dergelijk tooneel
voor zijne oogen en voor die der om hem verzamelde
officierendie geen zweem van belangstelling of
medelijden deden blijken met den op spionneeren
betrapten Pruis.
Een enkele slechts, een overste met barschen blik
en vlammende oogen staarde verward voor zich uit,
terwijl een doodelijk bleek zijn gelaat overtoog.
De gevangene was een blond jonkman van even in
de twintig jaren. Ofschoon wetende, welk vonnis hij
over zich zou hooren uitsprekenbleef hij kalm en
bedaard; strak had hij de oogen gericht op de vlag,
die wapperde van de generaalstent en hoorde onver
schillig de tot hem gerichte vragen aan. «Uw naam?"
»Ik ben Pruisisch soldaat," antwoordde de gevangene.
«Bij u zijn papieren gevonden, welker inhoud u