66
O Ymme, Ymme! wat heb ik in die maanden
vreeselijk geleden! Waarom toch moest ik vertrekken,
juist op het oogenblik waarop ik misschien gelukkig
had kunnen worden
Gelukkig? o God! neen, ik zou in uw bijzijn nog
rampzaligernog wanhopiger geworden zijndan ik
nu reeds was!
Wel is waar scheidde onze geboorte ons niet,
maar gij waart rijken ik het tegen
deel! De eer van mijnen naam, de tradities mijner
familiezij zouden mij verboden hebbeneen stap
te doen, dien ik, ware ons fortuin gelijk geweest,
zou hebben mogen wagen. Nu zou de «wereld"
zeggen: «hij neemt haar om haar geld!"
En toch, toch werd ik eiken dag meer er van over
tuigd dat ik zonder u niet kon bestaanmaar tevens
ook daarvan, dat ik in uw bezit niet gelukkig mocht
zijn
Daarbij kwam nog, dat ik «baar" was. Waar
schijnlijk kunnen zij, die dit nooit geweest zijn, zich
niet goed voorstellen welk eene eigenaardige positie
een cadet bij 't begin van zijn militaire loopbaan
inneemt. Dat die eerste weken en maanden alles
behalve aangenaam zijnmoet men dan ook maar op
goed geloof aannemen. Toch is het zeker, dat, hoe
weinig genoegelijk een baar zijne dagen doorbrengt,
hij veel leertwat hem later ten voordeel kan strekken
vooralomdat hij gaat inziendat men niet altijd
zijn eigen wil kan volgen.
'tKan zijn, dat mijne omstandigheden van invloed
zijn geweest op mijne denkwijze, althans, vreeselijk
(0