1©-
69
elkander. Ik was genoodzaakt, deel te nemen aan
het discours. Elk vertelde, hoe hij het verlof dacht
door te brengen.
Ook aan mij kwam de beurt, maar ik kon niets
met zekerheid zeggenen spoedig onttrok ik mij weder
aan 'tgesprek, om opnieuw in mijne neerslachtige
mijmeringen te vervallen.
Ik vrees, dat de heeren mij dien morgen verbazend
vervelend zullen gevonden hebbenmaar daarover
bekommerde ik mij toen niet.
Eindeloos scheen mij de reis, die toch slechts weinig-
uren duurde.
Allengs werd de streek evenwel meer bekend. Bij
't licht van de opgaande zon herkende ik die oorden,
die ik als jongen reeds in alle richtingen doorkruist
had, vroolijk en gelukkig in mijne onbekendheid met
alles, wat dit leven kan verbitteren.
Gaandeweg werd ons clubje door 't uitstappen van
een der leden verkleind. Allen namen afscheid van
de overblijvenden met een ernstigen handdruk, een
vroolijken blik, een hartelijk: »goede reis verder,
pleizierig verlof, gelukkig nieuw jaar!"
Ten slotte bleef ik alleen achter, alleen met mijne
droefgeestige, sombere gedachten.
Goede reis verder" ja, dat zeker.
Pleizierig verlof, gelukkig nieuw jaar!" neen, dat
zeker niet
t' Huis vond ik allen in volmaakte gezondheid. Men
was verheugd mij weer te zien, maar maakte de
opmerking, dat ik mager was geworden en er slécht
uitzag.