j
72
Even voordat ik opstond, had mevrouw mij de
belofte afgeperst, dat ik den volgenden avond niet zou
verzuimen op de partij te komen. Hoe gaarne had
ik bedankt voor deze invitatie! Ik gevoelde, dat ik,
met mijn diep gewond hartdaar wel 't allerminst op
mijne plaats zou zijn. Beter paste voor mij de een
zaamheid dan 't druk gewoel van die provincie-groote
wereld
Haar zou ik zien, omringd door hare aanbidders,
benijdenswaardig voor, benijd door de overige schoonen,
die geen van allen in haar schaduw konden staan,
bewonderd en gevleid door allendoor oud en jong.
Haar aanbidders, in hunne domme verwaandheid
reeds gelukkig, neen, ten toppunt van verrukking
gevoerd door één enkelen blik uit haar schoone oogen
één enkelen lach van haar engelachtige trekken, één
enkel woord uit haar lieven monden ik
Ik, die mij zeiven 't recht ontzegd had, iets te
eischeniets te hopenikdie dus niets te verwachten
had, geen blik, geen lach, geen woord, ik zou na
uren lange marteling, na al de pijnigingen der hel
geleden te hebben, naar huis gaan, nog treuriger
gestemd, nog dieper gebogen dan vroeger.
Kon ik nog rekenen op geluk? Bestond er voor
mij nog eene schoone, blijde toekomst? Helaas, ik
had wel redenen om daaraan te twijfelen
In de zalen van het kasteel W. was een schitterend
gezelschap bijeen gekomen op den avond van den
III.
r