t
J
78
De helder schijnende zon't gezang der vogelsde
heerlijke geur, die uit het dal opsteeg, de schoone
natuur en de aangename, gezonde beweging schenen
een gunstigen invloed uit te oefenen op mijne gezellin;
althans, zij lachtte en schertste onophoudelijk en een
verrukkelijk blosje kleurde hare wangen. Zij kwam
mij dien middag voor als eene personificatie van jeugd,
schoonheidleven liefde en geluk
Behoef ik de gevoelens te beschrijven, die mij be
stormden Ik geloof 't niet.
Want zijdie eenmaal lief haddenhartstochtelijk
maar hopeloos lief haddenzooals iken 't voorwerp
van die liefde schijnbaar gelukkig zagenzonder zeiven
't recht te hebben deel te nemen in dat gelukzij
moeten ook dat onuitsprekelijk leed gekend hebben
dat mij dien middag folterde; zij moeten al die ge
waarwordingen ondervonden hebbendie mij het hart
verscheurden; zij begrijpen mij ook zonder woorden.
En zijdie nooit in dergelijke omstandigheden
verkeerdenzij kunnen niet gevoelen, w7at ik gevoelde,
welke pogingen ik ook aanwende om hen in mijne
ziel te doen lezen
Bij ons vertrek uit K danwas 't weer ver
rukkelijk. Langzamerhand echter betrok de lucht.
Twee uur hadden wij geredentoen de eerste regen
droppels begonnen te vallen, en een half uur later
waren wij genoodzaakt eene schuilplaats voor ons en
onze paarden te zoeken in eene hut, op geringen
afstand van den weg gelegen.
De arme bewoners ontvingen ons vriendelijk. Zij
wilden volstrekt niet, dat wij zouden vertrekken voor