rotsen een grillig en fantastisch voorkomen. Alles nam
de gedaante aan van heksen en kobolden die de
vermetelen bedreigden, welke zich in dit weer buiten
waagden.
Die zonderlinge wezens grijnsden ons aan en schenen
ons met hun lange armen te willen grijpen en ver
worgenof wel ons onder hun gewicht verpletteren.
Het weinige licht deed ons aan den kant van den weg
den afgrond zienwaaruit van diep op den bodem de
beeknog gevoed door den regen die steeds neergudste
en het geraas vermeerderde, tot ons een donderend
geluid opzond. De storm deed de takken boven onze
hoofden kraken en huilde woest om de rotsblokken
heen. Ratelende donderslagen weerklonken en deden
de bergen op hunne grondvesten schudden.
Onstuimig holden onze paarden den steden bergweg
af. Blijkbaar volgden zij instinctmatig 't rechte pad,
want anders waren wij zonder twijfel tegen rotsen en
hoornen verpletterd geworden.
Bij eiken slag, bij elke windvlaag drongen de dieren
in doodsangst meer tegen elkander aanbij elkander
als 't ware hulp en bescherming zoekend.
De eenigen op den ganschen weg, die althans
trachtten bedaard te blijven, waren wel mijne schoone
reisgenoote en ik, hoewel ik geloof, dat zij de eenige
was, die hierin slaagde. Was het mij al uiterst
moeielijkkalm te blijven, daar, waar zij in mijne
nabijheid was, nu, terwijl zij in gevaar verkeerde,
was 't mij onmogelijk. Geen oogenblik dacht ik aan
hetgeen mij boven 't hoofd hing; maar die gevaren,
waaraan Ymme blootgesteld was, joegen mij eene
doodelijke vrees aan.
6