82 Zij zelve daarentegen was, zooals ik zag, in 'tminst niet beangst. Want, telkens wanneer een bliksemstraal 't sombere tooneel verlichtte, wierp ik een snellen blik op haar gelaat, en ook telkenmale zag ik dan haar prachtige oogen op mij gevestigd. In die oogen las ik dan telkens de grootste bedaardheid, en, wat ik daarin nog nooit gelezen had, eene uitdrukking van vast ver trouwen op mij en van warme genegenheid Was het wonder, dat ik, die een jaar lang voor en om haar geleden hadbij de stilzwijgende bekentenis die zij mij deed, den geheelen toestand vergat, dat ik telkens en telkens weer in die oogen wilde staren dat ik den bliksem verwenschte, die telkens zoo spoedigveel' te spoedigverdween Zóó hadden wij den tocht reeds gedurende een uur voortgezet, toen onze dieren plotseling stilstonden en hevig begonnen te steigeren. Een bliksemstraal verlichtte den weg en eensklaps zagen wij op vijf pas vóór ons twee menschelijke gedaanten. Wat beteekende dat? Hadden die mannen kwaad in den zin? Dan zouden zij gemakkelijk werk hebbenwant ik was ongewapend. Toch zou ik haar, wier liefde mij pas gebleken was, niet zoo licht prijs gevenhaar althans zou ik tot 't uiterste verdedigen. Een tweede bliksemflits scheurde de wolken vaneen en tegelijkertijd zagen wij dat de mannen ons genaderd waren en de paarden in den teugel vatten. »Pas op, Ymme!" riep ik uit. r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 232