88
om duidelijk te doen blijken, dat slechts liefde ons
gelukkig kon maken?
Uit het dal drong eene heerlijke, frissche lucht tot
mij door. Ik kon 'tin huis niet langer uithouden en
greep mijn hoed om mij naar buiten te begeven.
't Was even vóór zonsopgang De deuren stonden
open, zoodat ik gemakkelijk in den tuin kon komen.
Snel liep ik het bergpad op, dat ik 't eerst inge
slagen had. Daar boven, in de vrije natuur, wilde
ik afleiding zoeken voor mijne geschokte zenuwen.
Eensklaps kraakte 't voetpad onder een lichten tred
die van de tegenovergestelde zijde kwam, en bij
t omslaan van een hoek stond ik tegenover Ymme.
Tegelijk bleven wij staan.
»Ymme!"
Walther
Dit waren de eenige woorden, die wij konden uiten.
Sprakeloos zagen wij elkander aan.
Waarschijnlijk hadden wij hetzelfde denkbeeld:
»Is dat toeval? Of is het de beschikking van 't lot?
Waarom toch moesten wij elkander nü juist ontmoeten
nu elk van ons liever met zijne gedachten alleen zou
willen zijnKon deze marteling ons niet bespaard
worden?"
Zeker had een onverschillig toeschouwer deze ont
moeting in het vroege morgenuur aan een vooraf
beraamd plan toegeschrevenen toch waren wij on
schuldig aan iets dergelijks; ja, wat mij betreft, liever
zou ik dit samentreffen vermeden hebben.
't Feit bestond nu echter, en oogenblikkelijk gevoelde