90
bewondering uit te drukken; maar woorden zouden
ook overbodig zijn geweest, waar «Sympathie der
Seelen" ons veel beter, veel krachtiger zeide, wat de
ander gevoelde!
Eindelijk verbrak Ymme het stilzwijgen door uit te
roepen: »Hoe goddelijk schoon, Walther!"
«Hoe goddelijk schoon!" Ja, dat was ook op haar
toepasselijk, zooals zij daar stond in haar wit morgen
gewaad, nog lieflijker, nog bevalliger dan gisteren.
De vermoeienissen van den vorigen dag hadden in
't geheel geen nadeel gedaan aan haar jeugdige
schoonheid.
De bittere en te gelijk zalige gewaarwordingendie
mij in 'tbijzijn van dat bekoorlijke wezen overstelpten,
deden mij al mijne zelfbeheersching verliezenen harts
tochtelijk antwoordde ik: «Ja, hoe goddelijk schoon!
Helaas, waarom is de strijd, dien menschen voeren
in zulk een scherp contrast met die heerlijke, onver
stoorde rust van de natuur, of liever, waarom moet
men altijd strijd voeren met zich zeiven en anderen?
Waarom toch komt 't genieten van de zielsrustdie
men wenscht te bezittenbij 't aanschouwen van zulke
tafereelenzoo weinig overeen met Plicht?"
Angstig keek zij mij aan, en sprak: «Ik begrijp je
niet, Walther."
Had ik haar gekwetst? Die gedachte deed mij pijn.
Ik greep hare handen daar ik reeds te ver gegaan
was om mij nu nog terug te kunnen trekkenhernam
ik: «Ymme, vergeef 't mijwanneer ik iets gezegd
heb, dat je onaangenaam zou kunnen zijn. Die
woorden ontvielen mij in een onbewaakt oogenblik.
Wil je er verklaring van?"