96 Dat was een afdoende reden. Pier was niet dom en vond het beter met trouwen te wachtentotdat hij instaat was zijn «waif' fatsoenlijk te onderhouden. In 't dorp waren mooie meisjes genoeg. Mieke van den Hoogen akker en Treesjemaar hoe lief ze er ook uitzagen met hunne witte mutsjes en bonte omslagdoeken, ze konden 't hart van onzen Pier maar niet bekoren. Hoe dit mogelijk was, begreep niemand. Treesje ging toch door voor 't schoonste en rijkste meisje van 't dorphaar vader was een fatsoenlijk en wel gesteld landbouwer, zij was zijn eenige dochterkortom een uitmuntende partij en toch bleef Pier schijnbaar zoo koud als een steen voor haar. Wil ik u eens vertellen wat de oorzaak was? Pier was wel verliefd «nou genocht oar" daar ontbrak het niet aan, maar't voorwerp zijner liefde lag buiten zijn bereik. Dat is eene lastige omstandigheidhij voelde 't zelf ook wel, maar verloor den moed niet en «as Joffer «Marie zoo nou en dan is «kwamp kaike, oe 't mit «zen moeder gonk en ze zee em dan zoo lief en zoo «vriendelijk gendag, nou, dan most ie zagen et is «toch en schoon dingske." En als Marie dan weg was en Pier ging weder naar zijn land, dan loosde hij wel eens een diepen zucht en mompelde in zichzelf «sakkrejèn, a 'k zoan meske «is tot mien waif kon kraigen." In één woordPier was smoorlijk op haar verliefd. Waarom ook niet? Marie was een aardig vroohjk meisje, en zoo vrindelijk en goedhartig! maar, wat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 246