MIJN LIEVELING. auw is de duist're nacht Door 't helle licht verdwenen En Morpheus' wondermacht In 't schimmenrijk gebleven Of Flora's hand versiert Het weeld'rig bosch en woud, En 't koor der voog'len tiert In 'tjeugdig, groene hout. Hier in dit heerlijk oord, Waar de onschuld zwaait haar staf, Waar niets de ruste stoort, Die de eenzaamheid het gaf, Placht ik in vroeger dagen Met haar aan mijne zij De vlinders na te jagen In 't bloeiend jaargetij. Maar achzij zijn vervlogen Die dagen onzer jeugd, Die immer konden bogen Op ware, reine deugd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 255