J 109 over de verschansing «in's Blaue hinein" of trachtten door praten en lezen den tijd door te brengen. Een weinig afgezonderd van het gezelschap zaten twee personen, die onwillekeurig de aandacht tot zich trokken. De een was een ziekelijk grijsaard, gedoken in een gemakkelijken stoel met kussenszijne zilver witte harende droevige trek om den mond en de vele rimpels, waarmee het hooge voorhoofd doorploegd was, getuigden van een veelbewogen en rusteloos leven. De heer Natar zoo heette hij was in zijne jeugd een dier jongelingen geweest, welke, verlokt door het niet onbelangrijke handgeld voor kolonialen, hun vaderland vaarwel zeggen en met een hoofd vol illusiën, vol luchtkasteelen zich werpen in den stroom, welke naar eene onzekere toekomst voert. Hij had den voet op Sumatra's bodem gezet met vele en stoute verwachtingen vervuld, doch het leven als soldaat in Indië had hem spoedig met ruwe hand uit zijne droomen wakker geschud en deed hem de onbesuisd heid uit zijne jongelingsjaren vaarwel zeggen. Door stalen wilskracht en volhardenden ijver was hij opgeklommen tot den rang van majoor. Zijn gestel, van nature niet sterk, en ondermijnd door het aanhoudend zwoegen in een afmattend klimaat, werd geheel geknakt door den dood zijner levensgezellin. Door zwakte en verdriet gedwongennam hij zijn ontslag en besloot de reis naar Holland te aanvaarden met zijne achttienjarige dochter Nita. Deze nu was de andere persoon van het tweetal, waarop wij onze opmerkzaamheid vestigden. Zooals zij daar ongedwongen en bevallig met een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 259