J
118
Als had de heerlijke, grootsclie natuur een over-
machtigen indruk op hen gemaakt, zoo bewaarden
beiden het diepste stilzwijgen. Noch het liefelijk
ruischen van den koelen landwind door de immer
groene dennen, noch het lustige krekelgezang in 't gras,
zelfs niet de heldere stem eens ver verwijderden
nachtegaals kon hen opwekken tot een vroolijk onder
houd. Beiden waren toch mannen in de kracht huns
levens, waarin het vuur der jeugd nog niet geheel
uitgebluscht was! Welk een zonderling stilzwijgen!
Zou dit de stilte zijn die den storm voorafging? Of
zou een geheim zulks gebieden? Gewichtig is het
geheim, dat dus de tongen ketent en het brein voor
zich inneemt!
Om zijn vriend mede te deelen wat sedert ge-
ruimen tijd op zijn bedrukt hart laghad Willem dit
uur en deze plaats gekozen; hier in de vrije ademing
van Gods heerlijke natuur wilde hij lucht geven aan
zijn overkropt gemoed. Een somber waas overtoog
het anders zoo opgeruimde gelaat; een wijsgeerig
peinzen, bijwijlen een zenuwachtige glimlach om zijne
lippen toonde zijne onrust aan. Dit ontging dan ook
den scherpen blik van Dirk niet en onwillekeurig rees
bij hem het vermoedendat een diep leed zijn vriend
kwelde. Om uit de pijnlijke onzekerheid te geraken
en zijn vriend, zoo noodig, met al zijn macht te
kunnen bijstaan, verbrak hij plotseling de stilte, welke
hij tot dusver had geëerbiedigd.
«Willem, wat scheelt je toch? Den geheelen weg