f 149 hebt ge nog geen woord gezegd; ik ben dit niet van je gewoon. Vooral vind ik het zoo vreemd, omdat jijzelf me deze wandeling hebt voorgesteld. Is er iets dat je grieft? Is je soms eenig onheil overkomen? Vertel het me en als waar vriend zal ik je helpen." Beste Dirk, toen ik je van middag het voorstel deed in 't Mastbosch te wandelenbeoogde ik daarmee een bepaald doel. Thans wil ik je meedeelen, welke gewichtige redenen mij aangespoord hebben tot een gesprek, ver van alles, wat zich op den naam van mensch beroemen kan. De stomme boomen zullen de opgevangen klanken niet overbrengen en de tong van mijn trouwen vriend zwijgt als het kille graf." welk een ongewoon plechtige taal, spreek je, Willem. Nooit hoorde ik je zoo somber praten. In vredesnaam laat mij de oplossing van dit zonderling raadsel hooren." «Zoo, luister dan aandachtig, kent gij Amalia van Danenhorst nog." «Maar Willem, hoe zou ik haar kunnen vergeten. De tijd, waarin wij elkaar veel zagen, is zoo lang nog niet voorbijverleden jaar leerde ik haar kennen in Amsterdam en naar mijn oordeel is zij een engel van een meisje. Welnu, mijn vriend, eens was dat zelfde meisje mijne speelgenoote en vriendin. Het ouderlijk huis stond toen nog te Hillegomwaar hare ouders ook gevestigd waren. In dezelfde straat wonende, kan het niet anders of wij kenden elkaar al heel spoedig. Allengs werd echter de band tusschen ons inniger, zoo innig, dat wij als broer en zuster omgingen, ja zelfs de een voor den andere onmisbaar werd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 269