122 zweem van die liefde gelispeld. Waarom niet? Omdat mijne toenmalige positie zulks verbood. Pijnigde het mij vaak die liefde te moeten verzwij gen toch wist ik mij spoedig daarna te troosten. Ik was in mijn vierde jaar, Goddank, het laatste jaar. Nog tien maandeneen tijddie mij maar al te lang scheenmaar die toch te doorworstelen wasnog tien lange maanden en de sterren zouden mij op den kraag prijken als de schitterendste belooning voor mijn ingespannen arbeid. Dandan zou ik op de vleugelen des winds tot haar snellen, dan zou ik haar weer in die trouwe oogen starenmijne zoo lang onderdrukte liefde open baren om hare wederliefde smeekendie voor mij de dierbaarste band was, welke mij aan het aardsche hechtte en dandan zou ik haar bedeesd, maar ongetwijfeld, het jawoord hooren uitspreken. Dan, dan zou mijn geluk ten toppunt zijn gestegen en weldra zou een gelukkig echtpaar in een roes van genuch- ten voor elkaar de doornen van het levenspad ver zachten «Bedaar toch wat, Willem. Gij wint u te vergeefs op en «Ach, Dirk, gij weet niet, welk eene teleurstelling ik ondervond. Al die illusiënzij zijn in rook ver vlogen. Het heeft zoo niet mogen zijn." «Kom, Willem, verban die treurige gedachten, wees kalm en zet uw verhaal voort, doch ik bid u, niet op dien somberen toon." «Welnu dan, in den loop van dat rampzalige jaar vernam ik uit de briefwisseling, die ik steeds met de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 272