133 ten, dat het een pleizier was om het aan te hooren, anderen daarentegen waren minder luidruchtig en ook het gesprek werd daar op minder levendigen dan wel op gedempten toon gevoerd. Nu eens zag men een paar vrienden elkaar hartelijk de hand schudden, dan weer eene teedere moeder haren geliefden zoon in de liefderijke armen sluitenhier eenen braven vaderdie zijnen zoon ernstige vermaningen scheen te geven; ginds een gezelschap van jonge dames, die, beurtelings scha terlachend en ernstig, elkaar stellig veel te vertellen hadden. Enfin, er heerschte eene beweging op het dek als in een bijenkorf. Slechts één groep, die vrij groot was, onderscheidde zich door buitengewone kalmte, wat daarom zooveel te opmerkelijker was, omdat zij enkel uit jongelieden bestond. Wel werden onderling woorden gewisseldmaar een vroolijken kout vormden zij niet. Trouwensdeze stilte paste volkomen bij de uitdrukking in het gelaat van een der personen uit dit gezelschap. Deze was een officier van het Nederlandsch-Indische legermet een schoon innemend gelaat. Van tijd tot tijd echter vertoonde zich op zijn voorhoofd eenige lichte rimpelswat dik wijls gepaard ging met eene voorbijgaande fletsheid van de anders zoo vurige oogen. Een vluchtig voor bijganger zou hem allicht voor een teringlijder aan gezien hebbendoch een opmerkzaam beschouwer zoude uit zijne bij wijlen opflikkerende en vlammende oogen zoomede uit zijne stevige gestalte die gevolgtrekking niet kunnen maken. Wel zou hij zich overtuigd hou den dat de man ziekelijk was of althans scheenmaar meer ook niet.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 283