J *8® 145 komen en slechts den laatsten vriendenplicht te mogen vervullen. Gelukkig kwamen de trouwe makkers nog juist bijtijds om een geheelen ondergang der colonne te verhoeden. Het tafereel, dat zich nu aan onze oogen vertoonde, is ons reeds bekend. Wenden wij ons liever tot den armen Willem van Adlershove. Ontdek ustervelingen vier uwe tranen den vrijen teugel. Het is geen schande te weenen bij den dood strijd van een geliefden wapenbroeder Daar ligt de eens zoo vurige jongeling wentelend in een breeden plas bloedsmet verwrongen gelaatstrekken bestorven lippen; het edele gelaat, nu ontsierd, ten hemel gekeerd en de oogen halt gesloten. Eene gapende wonde, door een geweldigen klewanghouw toegebracht, had zijne rechterzijde zwaar verminkt. Eene baar was reeds gespreid en zachtjes legde men den stervende daarop neer, bevreesd hem ook maar het minste leed te berokkenen. Na een langen terugweg, een be grafenisstoet gelijk, bereikte men de versterking, waar men verslagen was over den noodlottigen afloop der verkenning. Hier kon echter de zwaargewonde zijne ongemakkelijke ligplaats verwisselen tegen een zachtere. De geneesheer liet niet lang op zich wachten, onder zocht nauwkeurig den toestand, schudde een paar keer bedenkelijk het hoofd en beval den gewonde, zoodra hij de zwakte overwonnen had, naar het groote hospitaal in de Kraton te transporteeren. Deze zwakte bleef evenwel geruimen tijd aanhouden. Weken verliepen, voordat de zieke zijne gesloopte krachten herkregen had. Gedurende dien bewusteloozen toestand was de dood niet van zijne sponde geweken 10 r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 295