f
153
hein te zoeken. Hij zwerft nu in den vreemde, zonder
dat iemand weet, waar hij zich ophoudt."
Hoehij heeft zich aan de rechtmatige wraak
van ieder weldenkend mensch onttrokken Die laffe
ellendeling
«Bedenk, dat ik mijne mededeeling staken zal,
indien ge niet wat kalmer zijt. Ik raad je dit in je
eigen belang aan. Gedane zaken nemen geen keer."
0als ge wisthoe ik den ellendeling haat met
al de kracht, die in mij is, ge zoudt mij zoo hard
niet veroordeelenmaar ik zal trachten, dat beloof ik
je, mijnen ziedenden toorn te onderdrukken. Ga dus
alsjeblieft voort."
«Welnu, een week geleden bleek onverwacht, dat
een belangrijke diefstal aan papieren van geldswaarden
gepleegd was uit de kas van een der kantoren, die
met de zaak der Van lalingens in zeer nauwe handels
betrekkingen stond. Niemand kon den dader aanwijzen.
Wie hiervan te verdenken, was zeer moeielijk. In
't minst viel de gedachte op Van Talingenvooral niet
omdat, zooals algemeen bekend is, hij indertijd door
dat zelfde huis uit een neteligen toestand, ten gevolge
zijner eindelooze speculatiën, gered was; anders, ware
hij reeds eerder te gronde gegaan. Bij het verhoor
der bedienden bleek echter ten duidelijkste, dat niemand
andeis dan Van lalingen de misdaad kon begaan
hebben; bovendien bevestigden eenige getuigen deze
meening. Men kon het eerst waarlijk niet gelooven
maar de volgende morgen zou opheldering geven.
Nog dien zeilden avond namelijk was de schelm met
de noorderzon vertrokken, zonder iemand, zelfs niet