t J 156 Om vader en moedereen achtenswaardig en gelukkig echtpaar, rollen in 't groege gras drie schoone kinde ren die gedurig de echo der bosschen door hunnen ongedwongen lach doen ontwaken. Nu eens zitten zij heel aandachtig op vaders knie te luisteren naar de vreeselijke verhalen uit Indië, die papa aan een vriend des huizes vertelde, dan weer verbergen zij zich achter den stoel van den goeden vriendzich be wust, dat geen schuilplaats veiliger is dan deze. Het kost ons geen moeite dit gezelschap te herkennen. Inderdaad, zij zijn oude bekenden. Vader en moeder zijn niemand anders dan Willem van Adlershove en Amalia van Danenhorst, die na een stormachtigen tijd in den echt getreden zijn en nu tevreden en hoogst gelukkig leven. De huisvriend kan geen ander zijn dan de trouwe Dirk van Gravenberghedie zich in het huiselijk geluk der echtelieden uitermate verheugt. Van Adlershove is wegens zware verminking afge keurd voor den militairen dienst; welken hij nog zoo lief had en woont nu met zijn gezin een weinig buiten Haarlem. De Militaire Willemsorde prijkt op zijn borst, als een sprekend symbool van zijne zelfopoffe ring, zelfverloochening en zijn waren heldenmoed, eenmaal betoond op Atjeh's bodem. SOERABAIA.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 306