J
HET LIED VAN DE TROM.
Niets, hoe sterk van duur,
Kan het weerstand bieden
En de menschen vlieden
Waar het zich verheft;
Waar die bliksem treft,
Moeten allen wijken
En wie weerstand biedt
Overwint hem niet
Maar hij moet bezwijken.
't Roode koper gloeit
Door der menschen machten
Aan zijn plaats geboeid
Wijken zijne krachten.
Makkersbuigt het snel
Stookt den oven fel;
Waar de menschen falen
Wordt het vuur een bondgenoot,
En hun beider macht is groot.
Vivos voco, raortuos plango.
akkers, stookt het vuur,
r