464
Wie van allen kan 't voorspellen
En vertellen
Wat voor lot den krijger beidt
Die aan roodgekleurde stranden
Aan de zaak der Nederlanden
Zoo vol moed zijn leven wijdt,?
Wellicht zal hij hooger stijgen
Daar zijn moed hem hoog verheft,
Zoolang hem geen kogel treft
Die hem stervend neer doet zijgen.
Eenmaal zal hij veldheer wezen
En de vijand zal hem vreezen
En bezwijken voor het staal
Van den braven generaal,
Die slechts korten tijd geleden
Als soldaat hem heeft bestreden
En hem zijnen moed getoond,
Die hem nimmer heeft verschoond
Zoo waar 't heilig vuur doet blaken
Het gemoed,
Wordt uit niets het hoogst geboren
Treedt de ware deugd te voren
Die den lagen stand vergoedt.
Is zoover de arbeid klaar,
Makkerslaat ons even wachten
Immers is het spreekwoord waar,
Ruste geeft ons nieuwe krachten.
Maar helaas niet alle menschen
Kennen ruste voor den geest,
Die door 't stadig hooger wenschen
Geene moeite of arbeid vreest.