163 En ieder soldaat, die den wagen ontmoet, Maakt front en brengt aan den doode zijn groet En denkt: 0 legg' men met krijgsroem en eer Ook mij in mijn groeve eens treurende neer. Nu het vel nog vastgeslagen Dat den doode kan beklagen Die met rouwkleed overdekt Naar zijn laatst verblijf vertrekt. 't Zwarte floers bedekt de trom Plecht'ge stilte heerscht alom Want zijn smarte is geleden En zijn laatste strijd gestreden. Stil en met gebogen hoofd Volgen alle officieren Hem, in wien bet vuur verdoofd', Dat den weg baant tot laurieren Dat de eer van 't Vaderland Wonend in de borst der zonen Aan het wreed bedreigde strand Waarborgt tegen vreemde tronen En zijn vrijheid houdt in stand Aan de groeve aangekomen Dondert thans het afscheidsschot En de rook omhult de boomen Waar de ziele stijgt tot God. Tranen rijzen in de oogen Van hendie eens onbewogen 't Wapen voerden in den strijd, Waar zij makkers zagen sneven Om wier leven 't Bloedend hart om wrake schreit.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 313