164
Dooft het vuur thans,
Dat zijn glans
Ga verloren
In den somber zwarten nacht.
Niets kan lang aan de aard behooren
Daar de groeve alles wacht.
Maar het kerkhof wordt verlaten
Door de straten
Trekt men met versnelden pas
En de treurmarsch wordt al ras
Door het vroolijk lied vervangen.
Aan het nooit gestild verlangen
Van den dood is weer voldaan
Maar de blijde trommen slaan
Evenals of 't eeuwig leven
Aan de menschheid was gegeven
Of geen vreugde kon vergaan.
En het rouwfloers wordt geborgen
Weder wachten 's werelds zorgen
's Middags is het weer appèl
't Schijnt als was de droeve morgen
Slechts een droom of kinderspel.
Is de oude trom genomen
In den heet verwoeden slag,
Weldra zal een nieuwe komen
Die ten zege leiden mag.
Is de oude held verdwenen,
Rust hij thans in d'eeuwigen slaap;
Op een knaap,