st© 171 den nobelenmannelijk schoonen herder had zij lief en hein alleen. Met wantrouwen verborg zij deze reine liefde, haar alles. Voor elke ontheiliging daarvan waakte zij met hangen zorg. Sneller joeg dan het bloed haar door de aderen en met verlangen zocht zij dan zijn blikals hij in een stofwolk op den schuimenden renner aankwam bij de huttenna de paarden binnen de heining gedreven te hebben. Gejubeld hadden hare stamgenooten als zij beiden bij het flikkerend vuur de nationale dansen uitvoerden. Gratie en bezielende hartstocht spraken uit de bevallige wendingen van dat schoone paar. De half gesloten lippende flonkerende oogende hijgende boezems verrieden hunne blakende, wederzijdsche liefde. Lang was zij dus gelukkig, totdat eene andere haar zijne liefde ontnam. Hij zocht haar toen niet meer, vermeed haar zelfs. Dezelfde toon van vroeger heerschte nog wel tusschen beidenals zij toevallig wanneer hij haar niet meer ontwijken kon samen warenmaar diezelfde woorden die vroeger met levendigheid uitgesproken zouden zijn, werden nu kalmmet een glimlachspotachtig uitgebracht. Die storende koelheid, die gezochte verwijdering veroor zaakten haar eene ongekende, overweldigende smart. Op een' nacht, dat iedereen zich ter ruste had gelegd en hij alleen op een heuveltje vóór de hutten, de wacht hieldwas zij tot hem geslopen »Karoscy, waarom zijt ge zoo koel tegen mij, waarom, waarom vermijdt ge mij?" Toornbange verwachting spraken uit de oogen r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 321