175
van koude bibberende wichtjes in de armen. Met wrevel
en woesten nijd staren thans bare anders zoo zachte
oogen in de vlammenen van die vlammen werpen zij
hare gloeiende blikken omhoog, als verwijten zij den
hemel haar verwoest geluk. Stom gaan zij zitten en
pogen hare kinderen in slaap te wiegen, die onbe
wust van alles, naar het nog smeulende vuur blijven
kijken en bijwijlen een lach doen hoorenDie lach
hoe onschuldig ook, trof haar smartelijk.
Mannita sloot zich noch bij de sombere groep der
mannen noch bij de vertwijfelende vrouwen aan.
Zij liep langs de verwoeste overblijfselen van de
hutten en zocht. Er was iets in haar binnenste, dat
haar daartoe drong en zij gaf gehoor aan dien stem,
waarin zij vertrouwen stelde.
Eensklaps klopte haar het hart vroolijk en luid.
Zij zag een kind op den grond roerloos en kalm
s apenals door een wonder beschut voor den dood.
Neem het op, verpleeg het; het is een wonderkind'""
zoo fluistert een stem in haar.
Gioyahaar pleegkind, vergezelde haar van toen af
overal. En als 's avonds de troep zich rond de vuren
scha:irde om zich te vermaken en Marinita dat gewoel
vermeed om in stille afzondering hare gedachten den
vrijen loop te laten, dan zelfs was zij niet alleen
De zilveren lach van haar kind beroerde dan won
derlijk het gebroken hart, als zij in die uren de dui-
zende beelden van haar vervlogen leven voor haar ooo-
zag opdoemen. Een traan rolde dan over de bruine^
lepgegroefde wangen en met jeugdige hartstochtelijk-