v
-J
178
Doch dan spraken weer hoop en liefde en verzachtten
deze pijnlijke gedachten. Zij hadden immers armoede,
ontbering, koude, hitte samen gedeeld. Zij had
immers Gioya geleerd de Muze te aanbiddendie haar
nu groot maakte. Immers hadden zij samen jaren lang
het moeilijke leven gesleten en had zij Gioya het treurige
bestaan steeds zooveel mogelijk verzachtDan werd
het haar weer wel te moede, als deze herinneringen,
verzachtveredeld door de glorende wolken van ver
vlogen tijden, haar voor den geest kwamen. Zij
geloofde aan Gioya's kinderliefde, aan haar dankbaar
heid. Gioya zou trouw zijn. Doch het Zigeunerbloed
stroomde Gioya door de aderenhet bloed dat steeds
afwisseling zoekt: dat nu eens warm opbruischt en
de bron is van veel zielenadel; dan weer geheel koud
blijft en vaak oorzaak is van vele menschelijke on
deugden. Tegen de natuur valt niet te strijden; zij
laat zich wel eens dwingenmaar gedood worden kan
zij niet
Menige zomer had de schoone eenvoudige heide-
bloemkens in den bruinen schoot der puszta doen
tieren en doen sterven. Menige winter had haar met
een onafzienbaar sneeuwkleed overdekt en Marinita de
stramme oude leden verstijfd. Niets had gedurende
dien tijd Gioya van zich laten hooren en treurend had
Marinita haar leven verder gesleten. Weer had dat
gevoel van leegte zich van haar meester gemaakt en
bitter was zij geworden door 's levens treurige ervarin
gen. Kon dit anders Zijdie zooveel beter en edeler
dacht en handelde dan hare lotgenooten en door dezen
niet begrepenja zelfs bespot en vermeden werd