194
maar op Louise's instemming mocht hopen. Kon hij
Louise nog maar eens spreken vóór zijn vertrek naar
de K. M. A.
»John, wat ben je stil", verweet zijne zuster hem.
»0ch, dat komt, omdat ik morgen weer weg moet",
zeide hij zoo onverschillig mogelijk.
«Ja, dat begrijp ik", zeide zij met een ondeugend
lachje. En of zij de oorzaak van zijn stilzwijgen niet
begreep, begon zij van dat oogenblik af zoo'n wel
bespraaktheid te toonendat John er een anderen
tijd bepaald over versteld zou gestaan hebben. Maar
hij was weer geheel in gedachten verdiept en hoorde
niets van het gesnap zijner zuster.
»Nu, je bent onverbeterlijk, zeide zijne zuster op
een quasi verdrietigen toon; terwijl zij wel begreep,
waar de knoop zat en John van nu af met rust liet.
Diens gedachten verwijlden evenwel nog steeds in den
gezelligen kringdien zij zoo juist verlaten hadden
en het deed hem meer en meer leed, dat de volgende
dag hem weer op zoo'n oneindig verren afstand zou
brengen van dat Amsterdam, dat hem nu dierbaarder
dan ooit was gewordenomdat het zoo'n onschatbaar ju
weeltje bevatte en de vreesdat niet te zullen bezitten
maakte hem nog meer verdrietig.
Maar op eens drong een lichtstraal in zijn duister
gemoed. Nagaande, wat er dien avond besproken was,
kwam het hem eensklaps te binnendat er sprake van
was geweest, dat Louise den volgenden dag zou gaan
schaatsenrijden. Wat was nu gemakkelijker en wat
zou een meer genoegelijken indruk van het nagenoeg
vervlogen verlof nalaten, dan te maken bijtijds op de