j
210
om hun hunne vroolijke stemming niet te ontnemen
door de onrust, die blijkbaar op zijn gelaat te lezen was.
Ja, eene vreeselijke onrust, een zielsangst had zich
van John meester gemaakt. Wel had hij vele brieven
ontvangenmaar één ontbrakééndie hem meer
waard zou geweest zijndan alle andereden brief van
Louise miste hij. En dit was niet de eerste keer.
Reeds drie malen was zijne verwachting teleurgesteld.
Nu bruischte en woelde het door zijne aderen; zijn
binnenste was in de heftigste beweging. Hij trad zijne
voorgalerij binnen en stak de lamp aan; zijn blik viel
het eerst op een portretje, door 't heldre lamplicht
beschenen. Hij beefde van ontroering bij 't beschouwen
van dat portrethet was Louise's beeld. Vijf jaren
had hij het bewaard en nog stond zij daar, even be
vallig en liefelijk als toen hij haar het eerst ontmoette.
Alles kwam hem weer even duidelijk voor den geest:
dien winteravond, den volgenden dag, de zaligste
oogenblikken zijns levens.
«Neen, Louise, barstte hij uit, uwe oogen spreken
nog altoos van dezelfde liefde en trouwgijgij kunt
niet ontrouw worden. Vergeef mij mijn wantrouwen;
'tis een koortsachtige drift, die mij zoo tegen u opzet."
Buiten was de duisternis nedergedaald op het land
schap; alles ademde rust en vrede; daar klonk een
blijde lach uit het soldatenlogies.
»Ja, laat ook weer in mij rust en vrede weder-
keeren," sprak John; «laat ik ook verheugd zijn bij
't ontvangen van al deze berichten. Kom, laat ik
vooreerst beginnen met eens die courantenmassa door
te lezen, dan zal ik wel genoegzaam bedaard zijn."
r