217 ontspon zich een vriendschapsband tusschen beide officieren. Dit bemerkte John spoedig, dat Van L gebukt ging onder eenig geheim. Uren lang kon hij ineengedoken zitten peinzen hij nam weinig deel aan het gesprek en wekte toch aller sympathie door den zwaarmoedigen trek op zijn gelaat. John vermocht niet zijn kameraad tot openhartigheid te brengen en eer biedigde meer het stilzwijgen, dat deze zich-zelf had opgelegd. «Eenmaal zal hij wel tot spreken komen", dacht hij. Op zekeren dag namen John en Van L. beiden deel aan een tocht tegen een bende Atjehneezen die den omtrek weder onveilig hadden gemaakt. Het was tot een treffen gekomen; een der eerste slachtoffers was v. L. Toen John zijn vriend, den ongelukkigen Van L., zag vallen, maakte zich een razernij van John meester tegen den vervloekten vijand. Een leeuw gelijk stormde hij zijne manschappen vooruit en vuurde hen aan door woord en daadmet het gunstige gevolgdat hun de overwinning verbleef. Nu eerst, nu zijn vriend gewroken waskon hij zich met hem zelf bezighouden als een braaf makker, zorgde hij voor 't vervoer van zijn bewusteloozen kameraad en waakte zelfs bij zijne legerstede, opdat niets hem mocht ontbreken. Een dankbare blik van Van L.toen deze weder tot bewustzijn was gekomen, was zijn loon, maar tevens trof hem de diep melancholieke blik dier oogen. Diep geroerd naderde hij den zieke en vroeg innig: «Wat is er, VanL., ontbeer je iets?" «Neen, vriend, neen, ik heb 't opperbest door je zorgen. Maar ik twijfel of die zorgen wel beloond zullen worden?" zeide Van L.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 367