j 218 «Och kom; niet zoo droefgeestig, kameraad!" «Neen, John; ik voel maar al te wel, dat mijn laatste uurtje spoedig zal geslagen zijn en toch valt er nog zoo enorm veel te doen. Er drukt nog zooveel op mijn gemoed, dat ik onmogelijk met een gerust hart dit aardsche kan verlaten." «0, maak mij dan deelgenoot van je ongeluk, waarde vriendzooveel mogelijk zal ik je leed zien te verzachten of je helpen het te dragen", zei John harts tochtelijk. Een straal van blijdschap vloog over Van L's bleek gelaat; «edele vriend", mompelde hij. «Wat edel! niets daarvan! 'tls niets meer, dan mijn plichtmijn plicht als kameraadhoor. Maar genoeg daarover." W elnu dan kameraadhoorik heb genoeg aan je gemerkt, dat er voortdurend een vraag op je lippen zweefdedie je niet durfde uit te spreken uit be scheidenheid. Is dat niet zoo, of heb ik 'tmis?" «Ga door!" zei John. «Zij zou misschien geluid hebben, wat of toch de reden is van mijne teruggetrokken houding? Nu zal ik je mijn gedrag verklaren; ik zal je deelgenoot maken van het leed, dat mij drukt en daarom wilde ik je een verzoek doen, waaraan je me vooraf beloven moet, te willen voldoen. «Dat beloof ik", zeide John plechtig. «Ik zou die taak zelf vervuld hebben, zoo ik er kracht en gelegenheid toe gevonden had. Maar die heeft mij ontbroken en nu is het te laatwant spoedig zal ik niet meer zijn." r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1889 | | pagina 368