f
J
227
«Neenmevrouw, eerst onlangs ben ik in 't vader
land teruggekomen. Ik ben er in geslaagd het examen
voor de Krijgsschool met. gunstig gevolg af te leggen
en nu ben ik voor twee jaar bier in 'tland."
Een lichte blos overtoog Louise's gelaatzou zij in
deze woorden misschien een verwijt, tegen baar ge
richt, vinden? Zou zij zich nog de omstandigheden
berinnerenwaarin hij het plan had opgevatdat hij
nu had volvoerd? Alleen zijn scherpziend oog had
dien blos ontdekt en het smartte hem dien opgemerkt
te hebben, daar hij nu de zekerheid bekwam, dat
Louise hem nog niet vergeten was. Had het hem
indertijd gesmarttoen hij meende dat Louise hem
verstooten hadnu het bleekdat zij hem nog niet
uit hare herinnering had uitgewischt, kostte het hem
ook leed, daar hij oprecht wilde blijven jegens zijnen
vriend. Zijn geweten moestwanneer hij zijne taak
had volbracht, rein en zuiver zijn. Hij had Van L.
vergevenalle wrok tegen zijn lot was dus vergeten.
»Ik zie aan dat kruis op uw borst, mijnheer, dat
u ook in Atjeh hebt gestreden. Is dit niet zoo?"
«Volkomen waar, mevrouw; kort voor mijn vertrek
naar Europa, ben ik een tijdlang in Atjeh geweest en
heb daar gelegenheid gehad het te verdienen."
»U zegt, kort voor uw vertrek naar Holland, zeide
de weduwe Van L een weinig gejaagd-hoe lang
is dat geleden?"
«Ongeveer een jaar, mevrouw."
«0, dan hebt u wellicht ook luitenant Van L....
ontmoet. Hij was destijds in Atjeh en sneuvelde,
helaas. Hij was mijn echtgenoot, zei mevrouw Van
L zachtjes."