228
»Ja, mevrouw, zelfs zeer goed; wij behoorden tot
dezelfde compagniewij waren vrienden en ik heb
hem leeren hoogachten als een goed en degelijk kameraad.
Diep trof mij zijn sneuvelen en steeds zal hij in mijne
herinnering een eerste plaats blijven bekleeden."
Een zachte rilling doorvoer Louise's ledenwat was
dat niet een toevallige loop van omstandigheden. Van
L en Johnonbewust eikaars tegenstanders en
toch eikaars vrienden geweest.
Begrijpende, dat zij als derde persoon het gesprek,
dat van een te teederen aard begon te wordenslechts
kon storen, verwijderde zich John's zuster onder eenig
voorwendsel.
»U zegt, dat gij en Van L.... vrienden zijt ge
weest, mijnheer?
Ja, mevrouw.
Waart gij ook bij zijne verwonding of zijn overlijden
aanwezig
Ja, mevrouw; in hetzelfde gevecht, waarin hij zijne
noodlottige wonde kreegheb ik hem mogen wreken
ik heb de manschappen mogen aanvuren om hem te
wreken en het is ons gelukt. Ook bij zijn sterfbed
heb ik gestaan; ik heb den laatsten handdruk van hem
ontvangen en zijne laatste woorden opgevangen. Zij
behelzen een laatsten afscheidsgroet aan de achter
gelaten weduwe en den kleinen Louis; ik breng hem
u over.
Zuchtend boog Louise haar bleek gelaat en een traan
biggelde neder op hare welgevormde handen. Angstig
en haar met zijne groote oogen om reden vragende,
drong zich de kleine Louis tegen haar schoot. Waarom