J
229
schreit moesje, riep het jongske, terwijl ook een traan
in zijne heldere oogen parelde.
»0ch, Louitje, ma heeft verdriet."
Heeft die mijnheer mama verdriet gedaan? Neen,
dat kan niet, daar is hij veel te lief en te goed voor,"
snapte het lieve kind.
Ondanks zich-zelf glimlachte de geschokte vronw en
herkreeg hare zelfbeheersching.
»En heeft hij u niet meer gezegd, mijnheer? gij
waart immers zijn intiemste vriend?"
«Jawel, mevrouw; maar vergun mij me van eene
nadere verklaring te onthouden op deze plaats en op
dezen tijd. Het zijn onderwerpen van te teederen
aard, waarover wij zouden moeten spreken."
»Het zij zoo, mijnheer; maar mag ik u dan verzoeken
morgen ten mijnent te komen om van den vriend
van mijn ongelukkigen echtgenoot de laatste woorden
te hooren van hemof de brieven of voorwerpendie
mij dierbaar zijn, te ontvangen."
«Gaarne, mevrouw."
Na eenige oogenblikken verscheen gelukkigerwijze de
gastvrouwdie bevroedendewaarover het gesprek had
geloopen, vroolijk babbelde en met den kleinen Louis
stoeide. De avond werd gezellig doorgebracht; niet
het minst had de kleine Louis er zijn aandeel in.
Toen de gasten huiswaarts gekeerd waren, dwaalden
John's gedachten weder naar het sterfbed van Van
h. hij meende nog de bezorgdheid waar te nemen
toen hij sprak van den onverzorgden toestand van
vrouw en kind.
Den volgenden dag spoedde John zich ter bestemder