CL den Mohamedaanschen godsdienst wil uitroeien. (Heilige Oorlog. Prang-Sabil). Het terrein is uiterst begroeid en ondoordringbaar en belemmert het uitzicht zoodanig, dat men later de grootste vergissingen heeft gemaakt in het oriënteeren. De grootste willekeur heerschte onder de hoofden, die ruimschoots van het boetestelsel gebruik maakten. De bezigheden der bevolking waren zeeroof (z. g. visscherij), landbouw en veeteelt, handel (pinang, kalapa en peper) en scheepsbouw. In het smeden waren zij zeer bekwaamgetuige de gevonden wapenen voorwerpen en smederijen. Hun wapen is de geduchte klewang, hun vlag een rood veld, waarop een witte kris of 2 gekruiste witte klewangs. In het staatsbestuur heerschte de grootste verwarring. De sultan, Madin Makmoed Sjah, 17 jaar oud, had het rechtstreeksche bestuur over Groot-Atjeh. Zijn zetel was de Kraton, zijn onmiddellijk eigendom. (6) In deze centrale provincie vormde de Missigit een geestelijk domein. (7) Ten oostenten westen en ten zuiden strekten zich drie provinciën uit, Sagi's genaamd (aan het hoofd waarvan een panglimaieder verdeeld in districten (waarover een hoeloebalangen in moekims, (waarover de imam) en daarna de sagi's der XXVI, XXV en XXII moekims geheeten. Elke moekim bestaat uit een aantal kampongs. De Atjeh-rivierdie aan hare monding 50 M. breed en 1 a 5 M. diep is, doch aan den ingang door een breed bosch zeer gevaarlijk gemaakt wordt, verbindt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 156