CLXIII punt tot haven inrichtener een zeehoofd bouwenen het met Kota-Radja door een spoorweg verbindental van Chineezen stroomden toe. De gezondheidstoestand liet veel te wenschen over; tengevolge van de afmat tende warmtegroote vermoeienissenonvoldoend drink water, uitwasemingen van den bodem enz. was het sterftecijfer zeer groot. Het normale troepenaantal was 4000 man. In Kota-Radja kwam een ijsfabriekin andere plaatsen waren het vooral de Chineezendie steen- ot pannenbakkerijen enz. oprichtten. De laatste helft van 1875 werd beslissend in den Atjeh-oorlog. Ons stonden twee wegen open öf de toenadering van den Atjeher af te wachten óf den oorlog met kracht door te zetten. Voor het tweede had men een grondige kennis van Atjeh noodig, die ons geheel ontbrak. Pel koos in beginsel het eerste, doch wilde die toenadering wat bespoedigen door de stelling uit te breiden en den Atjeher dus nadeelen te doen ondergaan. Met de uitbreiding van de stelling, die Pel zich voorstelde aan den Kroeng Raba- tot de Kroeng Raja- baai, m. a. w. met het hervatten der vijandelijkheden, wilde men wachten tot het einde van 1875. Met deze uitbreiding kregen wij de sagi's der XXV en XXVI moekims in ons bezit en daarmede de districten der VI en IV moekims, voorname brandpunten van den oorlogwelker hoofd Toekoe Nauta met de reeds boven genoemde Panglima Polim en Imam Longbatta de hoofdaanvoerders van het verzet waren. Ten eerste werd de verovering der XXV moekims tot doel gesteld. De Indische krijgstactiek bepaalde r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 169