CLXXVIII
het troepencijfer definitief vastgesteld op 253 officieren
en 6372 minderen.
De gezondheidstoestand was het beste in 1878.
Stierven in 1875: 25,2°/0; in 1876: 15,6°/0in 1877:
10°/0in 1878 was dit 7,4°/0 van het gemiddeld
troepencijfer; in 1879 weer 11,47 °/0.
Voor de verpleging en het transport der lijders (in
1879 nog 142 officieren en 5577 minderen naar
Padang en Batavia vervoerd) alsmede voor de gezond
heid werd veel door Van der Heijden gedaan. Alle
posten werden vooreerst geheel hernieuwd; in 1880
werd het hospitaal te Pantej Perak voltooid.
De sterfte in 1880 bedroeg 4,93 °/0.
Om op den Atjeh-oorlog iets te kunnen bezuinigen
werd in Februari 1878 door de regeering een besluit
uitgevaardigd, bij de troepen als het «hongerbesluit"
bekend, waarbij de officieren en soldaten in Atjeh in
hoofdzaak zouden worden bezoldigd als op voet van
vrede; dat besluit alsmede enkele andere bezuinigingen,
bij voorbeeld ook in de voeding, hebben bij het Atjeh-
leger het denkbeeld ingang doen vindendat de regeering
zijne diensten niet erkende. Later is dit besluit ook
ingetrokken.
De zeemacht had nog steeds dezelfde zware taak te
vervullen.
Langs de uitgestrekte kust waakte zij voor den in
voer van wapenen, opium enz.; verder nam zij deel
aan landingen of aan het tuchtigen van kustplaatsen.
In 1880 echter verminderde haar getal van 11 oorlogs-
stoombooten tot 8, in 1881 tot 4, benevens 7 kleinere.
In dezen tijd was geen enkele rivier meer voor den
handel gesloten.