CLXXXI Daar die onderwerping hier vooral noodig waswegens zee- en strandroofslavenhandel en wanbestuuren in 4877 de vorst Toengkoe Tjikik Boegics nog steeds draalde, ondernam Van der Heijden in Augustus 1877 na eene verkenning op de kust in Juli door den lsten luitenant van den staf Winckel, den zoo vermaard geworden tocht. 3 colonnesonder de majoors Dompselei1F. W. Meijer en den luitenant-kolonel Docters van Leeuwen ondernamen den tochtchef van den staf was de overste Meijercommandant der marine kapitein-luitenant tei zee Van der Hegge Spies. In den nacht van 40 op 44 Augustus gelukte het 200 a 300 Atjehers het strandbivak van het 8ste bataljon te overvallen en daar een bloedbad aan te richten. In de ontstane verwarring sneuvelde kapitein Lojenga. Groote blijken van moed gaven de luitenants Le Bron de Vexela, WijnmalenAuffmorlh en meer. Den 26sten Augustus had de verwonding van Van der Heijden plaats, waarbij hij zijn linkeroog verloor; het was bij de bestorming van de sterke benting bij Temoelit. De overste Meijer nam het commando van hem over, terwijl hij den lsten September naar Kota Radja terugkeerde. De expeditie werd met den besten uitslag bekroond. Samalanga en het medeplichtige Meddoe, door de marine getuchtigd, teekenden 43 en 20 Augustus de acte van onderwerping. Eene bezetting bleef achter. De bevolking bleef echter zeer verbitterd en hoewel de toestand vrij rustig was, was er slechts weinig noodig om de vijandelijkheden te doen hernieuwen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1890 | | pagina 187